Grotenhoutbos

In juni 1995 werd de gedenksteen voor Adriaen Ghys aan de parochiekerk van Vosselaar opnieuw ingehuldigd. “Met het zaaien van de eerste den in 1667 in de Kempen heeft hij de aanzet gegeven voor een grondige verandering van het landschap in onze regio”, vertelt Jef Florizoone, heemkundige en lid van de heemkundige kring van Vosselaar.

Jef Florizoone schreef er eerder al uitvoerig over in het tijdschrift van de Vosselaarse heemkundige kring Adriaen Ghys. “In 2017 was het exact 350 jaar geleden dat Adriaen zijn pionierswerk uitvoerde in het Grotenhoutbos. Het was de gelegenheid voor historisch opzoekingswerk en dat heeft heel wat interessante gegevens opgeleverd. De geschiedenis daarvan gaat vele eeuwen terug.

Jachtgebied

Het Grotenhoutbos strekte zich ooit uit over een flink deel van de Noorderkempen. “Het is een erg oud bos en het ontstond mogelijk al tijdens de Romeinse tijd. De oudste geschreven vermelding van het bos dateert uit 1320. Rond 1100 ontstonden hier in de streek de eerste woonkernen. De komst van de mens leidde tot massale ontbossing. Hout was immers hard nodig om te stoken en te bouwen. Een kaart uit 1550 toont de gevolgen daarvan: heide had bijna overal de plaats ingenomen van de bossen. Toch bleef een mooi stuk van het Grotenhoutbos bewaard. “Dat was te danken aan de hertogen van Brabant die het bezaten. Die kwamen hier namelijk graag jagen in hun wildrijke domein. De toegang was voor de streekbewoners in die tijd strikt verboden. Op overtredingen stonden zware straffen.”

Houtproductie

Dennenbomen hebben er in de Kempen altijd gestaan. “Het ging echter om vliegdennen, die niet hoog groeiden. Ze waren niet geschikt voor systematische houtproductie. Dat veranderde met de komst van de grove den. Die groeit immers veel sneller dan loofbomen zoals eik en beuk. Ideaal dus om geld te verdienen aan de verkoop van het hout. Rond 1368 werden er rond Nürnberg al dennen gezaaid. ”Amalia van Solms had in 1649 het Grotenhoutbos toegewezen gekregen. “In de bossen rond Breda, ook eigendom van de Nassaus, waren vroeger al met succes naaldbomen gezaaid. Eerst werden er in de Kempen vanuit die bossen rond Breda kleine boompjes aangevoerd en hier opnieuw geplant. Dat bleek erg omslachtig en er waren veel boompjes die het niet overleefden. Zaaien was veel gemakkelijker. Het ging echter niet om een eenvoudige techniek. Bemesting en andere goede zorgen waren noodzakelijk. ”

De man in de Kempen: Adriaen Ghys

Adriaen Ghys was de man die in de Kempen voor het eerst deze klus klaarde. “Hij was geboren in het begin van de 17de eeuw en woonde in een boerderij niet ver van de Vosselaarse parochiekerk. Hij was een man met nogal wat bezittingen. Hij werkte als bosbehoeder in dienst van de Nassaus in het Grotenhoutbos en was rentmeester van Amalia van Solms, die hem de opdracht gaf om op een van de open plekken in het bos de dennenteelt op te starten. Eerst voerde hij nog planten in, maar hij bestudeerde de zaaitechniek van dennen en ging vervolgens zaad halen in Breda en Diest.

In 1667 was het zover. Het werd een succesvolle actie, die snel navolging kreeg. De abdijen van Tongerlo en Postel gingen ook dennen zaaien. Later kwamen er nog heel wat andere locaties bij. ”Dennen zijn sindsdien een vertrouwd gezicht in de Kempen. “Belangrijk was dat de Belgische Staat circa 1895 besloot om de Corsicaanse den aan te planten. Die bracht immers nog meer op dan de grove den, want hij groeide nog sneller. Die Corsicaanse den is te vinden in de Staatsbossen in Arendonk en Ravels, de Merodebossen in Westerlo, in Mol en Retie en wellicht op nog andere plaatsen. Er is trouwens ook flink gehandeld in dennenzaad. Daarvoor werden doorheen de tijd goede oogsttechnieken ontwikkeld”, aldus Jef Florizoone.

Verhuizende gedenksteen

Adriaen Ghys heeft de verdere verspreiding van de den in de Kempen zelf niet meer meegemaakt. “Hij overleed in 1676 aan een besmettelijke ziekte. Eerder was zijn vrouw ook al overleden en amper enkele dagen later zijn zoon. Hij had overigens vijf kinderen. Hij is begraven in een anoniem graf bij de Vosselaarse kerk zonder begrafenisdienst.” Toch is hij mooi herdacht met een gedenksteen. “Toen zijn dochter in 1712 overleed, besloot de familie dat het zaaien van de eerste den door Adriaen blijvend moest worden vereeuwigd. Ze lieten een arduinen steen maken met een opschrift dat herinnert aan deze gebeurtenis. Hij kreeg een plaats binnen in de kerk. ”Later is de steen verscheidene keren verhuisd. “Toen in de 19de eeuw de kerk werd vergroot, verhuisde hij naar het aanpalende kerkhof. Nog later kreeg hij een plaats in een parkje aan de lagere school tegenover de kerk. Priester Remi Lens maakte er toen een ijzeren kruis bij. Zijn huidige plaats naast de ingang van de kerk kreeg de steen in juni 1995”, aldus Jef Florizoone.

Baron Bracht bracht redding

Het Grotenhoutbos kende na de 17de eeuw een bewogen geschiedenis. “Tijdens de Franse bezetting is het bos aangeslagen. Daarna is het in handen geweest van diverse adellijke families, zoals de Arenbergs. Door de oprukkende bebouwing en de houtkap om het dennenhout te kunnen gebruiken als “stuthout” in de koolmijnen, slonk de oppervlakte heel snel. De redding kwam er door de aankoop van het bos door baron Bracht. Hij weigerde om nog verder te ontbossen. Integendeel, hij liet opnieuw bomen aanplanten. ”In 2000 kwam het bos in handen van het Vlaams gewest. Het beheer van de circa 370 hectaren gebeurt nu door het Agentschap Natuur en Bos. “Het bos strekt zich tegenwoordig uit over Vosselaar en Gierle. Er zijn heel wat verschillende boomsoorten te vinden. Ook de grove den is er vertegenwoordigd. Ongeveer een kwart is open gebied. Er worden nog steeds stukken bijgekocht. En in tegenstelling tot vroegere tijden zijn wandelaars nu wel welkom”, besluit Jef Florizoone.

Bron: Gazet van Antwerpen, 10 juni 2020