Mijn besluit

Hiermee zijn we gekomen aan ’t einde van onze taak.

De indruk, die dit boekje geeft, is dat Gods zegen op zichtbare wijze op ons werk heeft gerust. We kunnen God daarvoor niet dankbaar genoeg zijn. We mogen daarbij niet vergeten, dat onze patroonheiligen, die we voor de onderscheidene parochiewerken hebben verkozen, aan die zegen niet vreemd zijn en dat we dus ook hen in die erkentelijkheid moeten betrekken. We kunnen wel zaaien, zegt St. Paulus, doch die de wasdom geeft is „DE HEER”. Daarom niet aan ons, doch Zijn naam alleen zij alle lof en glorie.

Na God en Zijn Vrienden moet een woord van dank gebracht worden aan de parochianen, voor hun hartelijke en belangstellende medewerking bij alles, wat in de parochie werd ondernomen. Moge die blijvend zijn! Bij het einde van mijn verhaal mag ik U, mijne kinderen, mijne erkentelijkheid betonen voor de welwillende aandacht, waarmee ge mij hebt gevolgd. Over vijf en twintig jaren, dus in 1972, zet ik mijn verhaal voort.

God zegene U, U en uw huisgezin!

Gods Moeder bescherme U! Blijft, Haar ter ere, trouw aan haar Rozenkrans! Alle avonden!

Onze patrones, de H. Margarita Maria, begeleide U op de weg naar de hemel.

Houdt vast aan uw heilig geloof! Volgt de Paus, de Bisschop en uw priesters. Dan volgt ge de veilige weg! En het zal U wel gaan voor tijd en eeuwigheid!

Op de Feestdag van Maria Zeven Smarten, 15 September 1947.

Slotwoord

Nu de jubilerende Bruid, onze zo geliefde parochie, haar verhaal heeft voleind, mag misschien de schrijver van het „Voorwoord” ook een „Slotwoord” richten tot de lezers van dit bescheiden boekje, de parochianen van ’t Westend.

Dit woord „Westend” roept herinneringen wakker aan een Briefkaartschrijver in „Rooms Leven”, die vanaf 17 Juli 1932 elke week iets wist te vertellen over Tilburg’s Westend.

Wie die schrijver is, blijft een der vele geheimen, die een Weekbladredacteur meeneemt in zijn redactiegraf, als hij bij zijn pastoorsbenoeming de redactiepen neerlegt (dit graf is dus niet zo somber, als de lezer zich suggereert bij het lezen van de laatste zin).

’t Doet ook weinig ter zake, wie de schrijver is. Thomas van Kempen zegt zeer juist: „Let niet zozeer op degene, die het zegt, als wel op datgene, wat gezegd wordt.”

Welnu, wat gezegd werd in al die jaren, was een grote verheerlijking van de voorname stadswijk, die wij als woonplaats verkoren hebben. Om die voornaamheid hebben we een stand op te houden. „Noblesse oblige” zegt de Fransman, meen ik. Adeldom legt verplichtingen op. Die stand verplicht ons dus als edellieden, als nobele mensen te leven, als echte Katholieken, omdat de beleving van ons geloof de hoogste adeldom schenkt. We moeten onze heilige verplichtingen volmaakt volbrengen, onze medemensen stichten, nooit ontstichten, als kinderen van het éne grote gezin, dat de parochie is, in liefde en vrede met elkaar leven, elkaar steunen moreel en financieel, en vooral voor onze afgedwaalde broeders en zusters bidden en offeren.

Onze Katholieke beginselen moeten doordringen tot in alle geledingen, in geheel ons doen en laten. Wij moeten zijn, zegt Christus, het zout der aarde, de desem, die tot in de uiterste punten en hoeken zijn weldadige werking verricht.

Die door-en-door IN-godsdienstige overtuiging zal onze schreden vaak richten naar het Godshuis, waar nu vijf en twintig jaren lang zonder enige onderbreking de Meester verblijft, om naar ons te luisteren, onze krachten te schragen, ons in onze moeilijkheden des levens te helpen, ons troost te schenken bij ’t lijden, onze zielen te sterken met Zijn kostbaar Vlees en Bloed en voortdurend onze gedachten te richten naar het enige, wat ten slotte een blijvende, een eeuwigdurende waarde heeft een zalige dood en dan . . . . vitam aeternam, het eeuwige leven!

Moge dat alles bereikt worden door een krachtig parochie-leven, waartoe allen hun medewerking moeten verlenen. Niemand kan worden gemist! Rest mij nog, onze parochianen bij dit zilveren feest allerhartelijkst te danken voor de volgzaamheid en welwillende steun bij alles, wat in onze parochie is tot stand gebracht.

Uw priesters blijven voor U bidden en offeren vooral voor die diep rampzalige parochianen, die verslapt zijn in hun heilig geloof, hun heilige eden ontrouw werden en helaas de weg niet meer opgaan naar het Huis van de goede Meester en goddelijke Vriend, Jesus Christus.

Orate fratres ! Bidt broeders, opdat mijn en uw offerande welgevallig zij aan God, de Almachtige Vader!

UW PASTOOR.